Leer hier alles over de geschiedenis en ontwikkeling van de Katana, het dodelijke meesterwerk van de samurai krijgers.
Als beste zwaard ter wereld staat de Katana bekend, deze bestaat uit duizenden lagen staal met een zeer complexe techniek om te smeden. De Katana is het klassieke Japanse wapen van de Samoerai met de kromming en de vlijmscherpe eenzijdige snede.
Hoe werd nu zo een Katana gesmede?
De basistechnieken om de Japanse zwaarden te maken komt ongeveer uit de 10de eeuw. Het staal dat in Japan werd geproduceerd wordt gemaakt van ijzerzand, dit relatief veel verontreinigingen bevat. Er gaat een lang en ingewikkeld proces vooraf om hier staal van te maken voor een stalen zwaard.
Hiervoor gebruiken de Japanners een ambachtelijke tatara voor, dit is een traditionele smeltoven van klei waar ze het ijzerzand (satetsu) en brandend dennenhoutskool samenvoegen. Deze ambachtelijke Japanse methode werkt met een laagbrandend smeltproces waar uiteindelijk een zeldzame en extreem hard staalsoort of tamahagane ontstaat. Om een Tatara te bouwen en dit proces van staal maken zal ongeveer week moeten worden uitgetrokken. Vier of vijf mensen zijn 72 uur bezig om de Tatara aan te vullen met meer houtskool en ijzerzand. Wanneer dit uiteindelijk klaar is zal de Tatara worden afgebroken en blijft er Kera over.
Hierboven links een tekening van een traditionele tatara (kleioven) en rechts de bovenkant van een tatara in gebruik
Deze brokken bestaan uit delen met een laag carbon en hoog carbon gehalte. De delen met een lager carbon gehalte (hocho-tetsu) gebruiken de smeden voor de kern van een kling en de buitenkant wordt gemaakt van staal met een hoog carbon gehalte (nabe-gane). De delen met hoger koolstofgehalte zijn harder en zeer geschikt op een scherpe snede van te maken. Staal met een lager gehalte in koolstof is iets zachter maar flexibeler en geschikter om harde slagen te absorberen zonder dat het katana blad gaat breken. Om die reden werd een ambachtelijke en traditionele Katana gemaakt van zowel hard en zacht staal, voor de harde en sterke buitenkant en relatief zachtere binnenkant zodat de kling niet snel zou breken.
Om al de verontreinigingen het tamahagane staal te halen werd deze tijdens het smeden gevouwen en ontstonden er wel duizenden lagen. Het blad van een Katana werd wel 16 keer gevouwen en daardoor ontstonden er wel 65.000 verschillende lagen in het staal.
Een Japanse smid tijdens het smeden en vouwen van het blad van de Katana
Maar dit was niet de enige bewerking die het staal onderging om tot een sterk en duurzaam Japans zwaard te komen. Tijdens het ambachtelijke differentieel harden werd er klei aangebracht over de volledige lengte van de kling. Dit proces van schrikken van het staal noem je Yakiire. Voor het daadwerkelijke onderdompelen in het water van het verhitte staal werd er eerst Tsuchioki aangebracht. Een smid heeft hier zijn eigen geheime recept voor zodat het Katana blad zijn bijzondere hamon zal krijgen. De kleilaag noem je yakibsuchi en dit zal de gehele kling bedekken met een dikke laag. Deze yakibsuchi werd dikker aangebracht bij de mune of rug en dunner aan de ha of snedekant.
Nadat het blad is voorzien van Tsuchioki zal deze wederom worden verhit in de smidse. Zodra de juiste staalkleur is bepaald door de smid zal de kling snel in het water worden gekoeld en zal de kling nog iets krommer trekken. Door het klei niet overal even dik wordt aangebracht zal het staal niet overal even snel afkoelen. De delen met dunnere klei zal sneller afkoelen en harder worden tov de andere delen van de zwaardkling.
Het differentieel harden (Yaki-ire) zal allemaal in een donkere werkplaats plaatvinden zodat de smid of Tosho goed de kleur van het verhitte staal kan beoordelen.
Op bovenstaande foto links het schrikken in water (yakiire) en rechts een blad met klei aangebracht (Tsuchioki)
De juiste timing is nu van essentieel belang of het temperen goed zal verlopen met als resultaat een kling met de optimale eigenschappen om een Katana van te maken.
Door het differentieel harden krijgt het staal een uniek oppervlakte uiterlijk en zie je duidelijk waar de klei heeft gezeten. Vaak is dit een recht aanbracht suguha hamon of een onregelmatig of midare hamon. Er zijn diverse stijlen ontwikkelt om de zwaarden functioneler en esthetischer te maken waarbij de bekendste golvende (notare) en zigzag of gunome hamon het bekendste zijn. De hamons kunnen uit verschillende stijlen bestaan en combinaties met speciale effecten waarbij duidelijk zichtbaar wordt dat het maken van een Katana een ambachtelijke kunstvorm is geworden.
Er zijn in Japan vele lokale smederijen gehad die merendeel zijn ondergebracht in de “Gokaden” of de vijf grote scholen. De aparte scholen lagen in verschillende provincies: Yamato (Kyoto), Yamashiro (Nara), Bizen (Okayama), Soshu (Sousyuu) en Mino (Gifu). De smeden gaven hun technieken door aan hun leerlingen die gebruik maakte van de lokale grondstoffen en de overgegeven technieken om de Katana’s van te smeden. Zeker in de Koto periode (voor 1600) hadden de bladen duidelijke kenmerken van een bepaalde school. In de Edo ((1603 – 1867)periode, toen er mee vrede kwam, vermengde de technieken doordat de smeden gingen verhuizen en de stijl zich gingen vermengen.
Ontwikkeling van Tachi naar Katana
Je kan de geschiedenis en ontwikkeling van de Katana onderverdelen in de volgende tijdperken:
Jokoto, Koto, Shinto, Shinshinto en Gendaito. In deze tijdperken kan je duidelijk de ontwikeling en evolutie van de Japanse zwaarden onderbrengen doordat ze verschillende kenmerken en stijlen hebben. De Japanse zwaarden hebben namelijk voor wat betreft vorm een grote ontwikkeling doorgemaakt doordat de manier van oorlogsvoeren veranderde.
Jokoto-tijdperk
Jokoto-tijdperk is het oude historische tijdperk van vanaf de 4e en 5e eeuw tot ongeveer de 10e eeuw. Dit zijn de oude zwaarden of jokoto, deze vallen niet onder de classificatie van Nihonto waar de Katana onderbrengt. Dit zijn rechte zwaarden zonder de kenmerkende kromming van een echte Japanse Katana.
Koto-tijdperk
Dit noemt men de oude zwaarden en dit strekte zich uit van de Heian-periode tot de midden-Momoyama-periode. Hiervallen de Heian periode(794 – 1185), Kamakura Periode (1192 – 1333), Nanbokucho Periode (1336 – 1392), Muromachi Periode (1338 – 1573) en Momoyama Periode (1574 – 1600) onder.
De krijgers in de Heian periode vochten hoofdzakelijk te paard en gaven daarom de voorkeur voor een wat langer zwaard met een curve. Deze hadden vanaf een paard behoorlijke reikwijdte en konden krachtig getrokken worden bij het naar beneden snijden van de tegenstanders. In deze periode gebruikten ze een Tachi, met een gebogen kling met een enkele scherpe snijkant. Deze Tachi werd gedragen aan een riem en er waren twee bewegingen nodig voor efficiënt gebruik van dit zwaard. In de Kamakura-periode (1192 – 1333)
De eerste militaire regering vestigde zich in de Kamakura-periode in Japan en de bakufu of het shogunaat werd opgericht. In deze tijd kwam de Samurai klasse aan de macht in Japan en men zocht sterkere zwaarden om zich te bewapenen. De mongolen deden ook invasies in Japan en de vraag naar functionelere wapens nam toe om de aanvallen af te weren. In deze periode werd een tachi vaak vergezeld van een Tanto om efficiënter te kunnen vechten tijdens een man tot man gevecht. Ook werden de zwaarden voorzien van een zachter stuk staal in de kern zodat het zwaard tijdens een confrontatie minder snel zou breken. Er werden ook nieuwe types zwaarden ontwikkelt zoals de no-dachi en o-dachi om met diverse stijlen van oorlogsvoeren ten strijde te gaan. In 1300 leefde de zwaardsmid Masamune die over het algemeen bekend staat als één van de beste zwaardsmeden van Japan.
Het Ashikaga-shogunaat had tijdens de Muromachi periode (1336 tot 1573) de macht in Japan. In deze militaire dictatuur hadden de shoguns het volledig voor het zeggen en bolgde er een periode van vrede. Deze vrede sloeg om een periode van totale burgersoorlog in de latere jaren van de muromachi periode, dit noemt men ook wel de Sengoku periode. Doordat de Samurai krijgers behoefte kregen aan een sneller zwaard die je in één beweging kon trekken en snijden ontstond de uchigatana. Deze werd met de snede naar boven bedragen en was uiterst effectief tijdens de strijd. Het mes of de Tanto werd dus ingeruild voor de uchigatana die ook met één hand kon worden getrokken.
Shinto tijdperk (nieuwe zwaarden)
Deze periode loopt grotendeels gelijk aan het begin van de Edo periode die begint in 1603 tot 1868. In de Edo periode regeerde het Tokugawa-shogunaat en kwam er weer vrede in Japan. Langzamerhand werd in de periode die nu aanbrak, wel al vanaf de momoyama (1568 – 1603) de katana (langzwaard) samen met de wakizashi (kort zwaard) geïntroduceerd. De Japanse militaire leider Toyotomi Hideyoshi zorgde ervoor dat alleen nog een Samurai een Katana mocht dragen en zorgde voor een verbod onder boeren, kooplieden en monniken. Deze Daisho werden door de Samurai klasse gedragen in hun obi en de tachi werd niet meer gebruikt. Bestaande tachi’s werden vaak ingekort en haalde men een stuk van de tang of nakago af. Het maken van de zwaarden werd een ware kunst en de ijzererts werd van goede kwaliteit door de vele tatara’s en de technieken en methoden van smeden namen een grote vlucht.
ShinShinto tijdperk (nieuwnieuw zwaard)
In 1780 werden er weer zwaarden gemaakt naar koto stijl uit de kamakura periode en werden er vele nieuwe technieken geintroduceerd. Daar komt de naam van Shinshinto vandaan.
Tijdens de geschiedenis en ontwikkeling van de Katana boekten Japanse zwaardsmeden aanzienlijke vooruitgang bij het verbeteren van de geïmporteerde staalbewerkingstechnieken. Toen Japanse messen kromming begonnen te krijgen, veranderden ze geleidelijk van een stootgereedschap in een snijdend wapen, dit verliep van de tachi tot uchigatana en uiteindelijk de katana zoals we kennen in shinogi zukuri stijl.
Geschiedenis en ontwikkeling van de Katana duidelijk zichtbaar op een foto
De Katana is symbool van de machtige Samurai
In Japan was geen adel zoals in Europa maar stonden de samoerai krijgers bovenaan in de maatschappelijke hiërarchie. In Europa hadden de ridders hun zwaarden maar in
het feodale Japan was de Katana het symbool van macht voor deze krijgers. De geschiedenis en ontwikkeling van de Katana duurde vele eeuwen en is een boeiend onderdeel van de Japanse geschie
d
enis.
Er waren zekere verschillende rangen bij de Samurai maar ze waren allen geoorloofd een Daisho te mogen dragen. Daisho betekent groot-klein en een wakizashi
mocht tussen de 1 en 2 shaku (ongeveer tussen de 30 en 60 cm)zijn en de Katana was boven de 2 shaku (boven de 60cm).
Ook voor de Samurai krijgers was een echte Katana door het ingewikkelde smeedproces kostbaar. De katana’s werden dus meestal als erfstuk doorgegeven van generatie op generatie. Een echte samoerai leefde volgende de Bushido code en hij beschermde zijn Katana met zijn leven. Hij droeg zijn Daisho met trost en eer en sliep daar ook mee. Door deze sterke band met zijn wapens zag een samoerai zijn Katana als zijn ziel.